A.F.A.M. Wetzer, 27 juli 2007
Ter plaatse van dit huis en het linker buurpand stond het Hooghuis van Vladeracken. Zoals de naam al zegt was het een groot huis dat toebehoorde aan de adellijke familie Van Vladeracken. Op 10 mei 1626 'op schoon lichte dag' stortte het grote stenen huis in, waarbij 16 mensen, waaronder de bezitter het leven lieten. Kort daarop zijn ter plekke twee smallere huizen gebouwd, waarvan het rechter pand, nummer 39, een inpandige gang kreeg, Het Muizenhol, die de kleine huizen op het binnenterrein ontsloot. Van het oorspronkelijke stenen huis kennen we twee afbeeldingen op de 16de-eeuwse schilderijen. Het was een huis met een boven het maaiveld gelegen, zogenaamde 'bel-etage' of 'schoon verdiep', vergelijkbaar met 'De Moriaan'. Het zal ook een vergelijkbaar grote kelder gehad hebben. Er waren twee verdiepingen en een hoge kap met twee zolders. Het huis had een rijke stenen trapgevel, die geleed was met nissen en waterlijsten en voorzien van vijf kruisvensters naast elkaar. Het 'Hooghuis' komt eerst in 1476 in bezit van de familie Van Vladeracken. Vóór die tijd behoorde het aan de eveneens adellijke familie Van Brecht. In het begin van de 16de eeuw is het grote huis onderverhuurd aan onder andere enkele kleermakers. In 1520 betaalt Mr. Jan van Vladeracken voor een perceel van 43 voet (= 12,37 m), wat minder is dan de breedte van de huidige twee percelen. Kennelijk werd er geen hertogcijns geheven over Het Muizenhol. Hij betaalt ook voor 77 voet (= 22,15 m) aan de overzijde van de Marktstroom en voor 135 voet (= 38,83 m) in het 'Muntelken', een stuk grond dat gelegen is buiten de oudste stadsmuur. Er wordt niet betaald voor de straatkelder, de trap en de voorbouwsels, die toen wel aanwezig waren. Bij de zetting van 1552/'53 wordt Jasper Jacobs 'opt hoichuys' vermeld. Hij wordt ook Jasper Hoedemaker genoemd en is de wijntavenier van de herberg 'De Cop', die gevestigd was in het buurpand Markt 43. Hij moet in dat jaar voor 10 schouwen betalen, die voor 11 geteld worden, wat gebruikelijk was bij een herberg. De kelder is in die tijd verhuurd aan de 'snyder' Albert Adriaens, die voor één schouw moet betalen. In 1569 wordt de kelder aan vijf personen verhuurd. Acht jaar vóór de instorting in 1626 koopt Boudewijn van Santvoirt het huis, dat dan wordt omschreven als: 'Hooge huys, met syne kelders, voerwinckels, achterhuysen, plaetse ende hoff over d'watere die Diese'. De kinderen van de bij de ramp omgekomen bezitter herbouwen kort daarop het rechterdeel van het terrein, zijnde Markt 39. | 203 |
Voor de bouw van het pand stond de helft van de afkomende bouwmaterialen van het 'Hooghuis' ter beschikking. Dit zal ertoe hebben bijgedragen dat de bouw kort na 1630 zijn beslag heeft gekregen. Men kon gebruik maken van de oude linker zijmuur van 'De Hooge Huyzinge' en aan de rechterzijde inbalken in de nieuwe 1½ steens dikke muur van het buurpand. In deze muur van hergebruikte 14de- of 15de-eeuwse baksteen zat een ontlastingsboog, die mogelijk een doorgang naar het buurhuis overspande. De balklagen, de kap en de kelder zijn in de 17de eeuw nieuw aangelegd. | 204 |
In 1630 is dit pand gebouwd, waarbij het oude hout en de stenen van de ingestorte voorganger zijn hergebruikt. Ook de oude kalk die in de kelder lag opgeslagen, wordt benut. De 'blaauwe steene trappen aldaer geleegen', komen in de delingsakte uit 1630 aan nummer 39. Hiermee zal de trap naar de bel-etage zijn bedoeld, die staat weergegeven op het schilderij van | 203 |
de Lakenmarkt. In het nieuwe huis is aan de rechterzijde een bestaande steeg opgenomen. Deze dient voor gezamenlijk gebruik om er 'te voet off te peerde' door te gaan. Het is toegestaan vanuit het huis 'eenige doorraemen te setten' om als 'uyt- off inganck door de voors. ganck te gebruycken tsy ter mercktwaert off waterwaerts'. Ook mag men een kelderingang aan de achterzijde maken, die uit kan komen op het lege erf aan de achterzijde. Het nieuwe huis is inderdaad van een kelder voorzien. Deze ligt in tegenstelling tot die van het oude Hooghuis geheel onder het maaiveld. Er is bij de aanleg gebruik gemaakt van de oude rechter zijmuur, waardoor de kelder smaller is dan het eigenlijke huis. Onder het steegje Het Muizenhol is geen kelder aanwezig. De kelder heeft een tongewelf en er is een gewelfd keldertje onder de straat ter plaatse van het voormalige pothuis. In 1633 wordt het geheel omschreven als: 'eene schoone nieuwe steenen huysinge, erve, overwulffde kelder van vooren tot achter de voors. huysinge liggende, met eene nieuwe achterhuysinge dair achter aen staende, oock met eenen overwulffden kelder, met eene nieuwe pompe, opte plaets tussen de voorhuysinge ende achterhuysinge liggende, met eenen kelder onder de straet met een secreet daerinne, tsamen oock met de gerechticheyt van te mogen gebruyken 't secreet achter opt water staende, met den putsteyger ende uytganck neffens deselve huysinge gelegen....'. Het pand is tegen het eind van de 18de eeuw ingrijpend verbouwd. Ook in het midden van de 19de eeuw vindt een verbouwing plaats, waarbij de bijzondere kapconstructie van gebogen spanten is aangebracht. Hierdoor is vrijwel niets meer over van het vroeg 17de-eeuwse pand. | 204 |
Monument ingevolge K.B. 8 januari 1970 nummer 70 |
Kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
A. Verhulst
Filiaal Cooijmans
| 30 |
HUIS met rijke neogotische gevel uit plm 1845, spitsboogvensters met gietijzeren traceringen. Gevel ingedeeld door rolstaven en boogfriezen. Twee middenvensters van eerste verdieping samengevat door korfboog met toten. Smeedijzeren balkon en balustrades met spitsdriepassen en visblazen in cirkels. Schilddak. |
Nos. 39-43 Van dit kapitale en hooge huis, dat oudtijds Westwaarts naast het laatst beschreven huis stond, deelt Van Heurn in zijne Beschrijving mede, dat het voorheen was eene voorname huizinge, aan de Noordzijde van de Markt gelegen 1) en dat het onlangs met een nieuwen gevel versierd was. In eene Bossche Schepenakte van 1537 (Reg. n° 152 f. 7) staat vermeld, dat dit huis eertijds toebehoorde aan Henrick van Oijen en in eene idem ook van 1537 (Reg. n° 153 f 41), dat het voorheen het eigendom was van Petrus van Best 2). Wellicht volgden deze personen elkander in den eigendom van dit huis op en is daardoor de tegeustrijdigheid in gemelde opgaven te verklaren. Petrus van Best was gehuwd met Alveraede, dochter van Henrick Dickbier (wiens moeder was Sophia, dochter van Jan van Didthen[?]) en had van haar eene dochter Margriet van Best, die trouwde met den Bosschen Schepen Mr. Geert van Vladeracken Gheertszoon, waardoor het hierbedoeld huis in diens geslacht zal zijn gekomen en den naam van het Hooghuis van Vladeracken gekregen zal hebben.
Het geslacht van Vladeracken voerde aanvankelijk in zilver drie roode molenijzers en een gouden vrijkwartier, waarin een rood vierblad was. Later had het een gevierendeeld wapen, n.l.: 1 en 4 de drie molenijzers, 2 en 3 in goud drie roode vierbladen 3).
Reeds in de alleroudste Schepenregisters van den Bosch komen leden van dit geslacht voor. Het is echter niet mogelijk van elk hunner uit te maken in hoeverre zij aan elkander bestonden en wie van hen de gemeenschappelijke stamvader was. Alleen valt dit met vrij groote zekerheid te zeggen van de
| 311 |
van Vladeracken's, die geërfd waren te Geffen, Nuland en Rosmalen. De stamvader van dezen was Gheert van Vladeracken, die een zoon Arnd had, welke na zijnen dood in 1438 met een goed onder Rosmalen werd beleend en tot broeder zal gehad hebben Willem van Vladeracken, die in 1451 na doode zijns vaders met een goed onder Nuland werd verleid en Gheert van Vladeracken, die in datzelfde jaar ook daarmede werd beleend en tot zoon had den voornoemden Mr. Geert van Vladeracken. (Zie Leenreg. Strick in Ve Rosmalen). Arnd van Vladeracken voornoemd had tot zoon Gerard van Vladeracken, in 1495 na zijnen dood met het goed onder Rosmalen beleend; zijne vrouw was domicella Elisabeth van Rode, weduwe van Goijart die Lu Dirckszn 4) en dochter van mr. Maarten en Margaretha van Campen, die hem schonk: Arnd 5), in 1531 na zijnen dood met laatstgezegd goed beleend en Martinus van Vladeracken, die in 1534 reeds weduwnaar was van domicella Maria, dochter van Goijart van den Leeck (Reg. n° 144 f. 368).
Een ander zoon van Arnd van Vladeracken eerstgenoemd zal geweest zijn Jan, die huwde Margaretha die Koude, over wien in Hoofdstuk XII sub c.
Nog vond ik in de Bossche Schepenregisters vermeld eenen Mathijs van Vladeracken, wiens achterachterkleinzoon Anthonis van Vladeracken de stamvader was van de Noordhollandsche familie van dien naam (zie Hoofdstuk XII sub g); hoe hij aan de voornoemde van Vladeracken's bestond, is mij niet met eenige zekerheid kunnen blijken.
Verder vond ik in de Reg. n° 104 f. 100 en 103 f. 68 vso nog vermeld den sartor (kleermaker) Gerard, den zoon van van Arnd, den bastaard van Arnd van Vladeracken en zijnen broeder, den sartor Jan van Vladeracken; deze Gerard huwde Maria, dochter van Willem Andrieszn van Esch, die na zijnen dood hertrouwde met Willem die Quade Janszn.
| 312 |
Mr. Geert van Vladeracken Gheertszoon meergenoemd, had van zijne vrouw Margriet van Best, deze kinderen 6):
a. Peter van Vladeracken, heer van Geffen, waarmede hij in 1479 na doode van Peter van Best Goijartszoon werd beleend, stierf kinderloos in 1504. Zijne vrouw was Sophia, dochter van Gooswijn Heym en Elisabeth de Cock van Neerynen.
b. Catharina van Vladeracken huwde met Matheus, den zoon van Albert van Beerze.
c. mr. Johan van Vladeracken, na doode van zijnen genoemden broeder heer van Geffen, waarmede hij in 1505 werd beleend; bezat ook het huis Nuland, dat het kasteel der Heeren van Geffen was en het Hoog huis van Vladeracken; hij was lid der Ill. L. V. Broederschap en president-schepen van den Bosch; 30 Augustus 1532 overleed hij. Van Heurn schreef in zijne Historie I p. 449 over hem: binnen de stad (den Bosch) woonde zeker rijk en by de burgery geacht Heer Jonker Johan van Vladerrakken, heer van Geffen, welke zig altijd tegen de zamenrottingen gedurende dit oproer (dat van 1525) gesteld had, enz. Zijne vrouw was Anna van der Aa, dochter van Jan, vrijheer van Bokhoven en heer van Zegenwerp en Milheeze, en Maria Pels; in een oud handschrift, berustende in de collectie Boot (Rijksarchief te Utrecht), staat van haar vermeld: Sy heefft heur beclaecht gehadt van heur mans edeldom ende afkomste, die daerom alle heure vrienden eerst ten eeten noyde ende liet vooreerst alleenlijck setten een soutvat opt tafel, seggende tegens haer, dat sy daermede heur vrienden tracteeren soude. Volgens van Heurn Historie I p. 423 verklaarde een appelverkoopster, dat de huisvrouw van Jor Johan van Vladerakken, Heer van Geffen en Nieuwland, een der Regenten van de stad, welke op de Markt, niet ver van de Gevangen poort woonde, ook kennis van den aenslag (der Gelderschen in 1512 op de stad) had. De Landvoogdes Mar-
| 313 |
greet deed derhalve dit vrouwmensch gevangen nemen, doch alzo zy haar zeggen niet bewyzen konde, werd zy op vrye voeten gesteld. Zij schonk haren man deze kinderen:
a. Johanna van Vladeracken, erfdochter van Milheeze, huwde met Gijsbert Pels, zoon van Jan Gijselbertszoon 7).
b. Margaretha van Vladeracken, erfdochter van het Hof te Tongelre, huwde met Everard van Doerne Hendrikszoon, heer van Deurne, Bakel en Vlierden, hoogschout der stad en Meierij van den Bosch, stierf 1526.
c. Gerard van Vladeracken, ridder van St. Jan van Jerusalem (eques Hierosolimitanus of miles terrae sanctae), heer van Geffen, waarmede hij in 1532 na doode zijns vaders werd beleend, bezat ook het huis Nuland en het Hooghuis van Vladeracken, was president-schepen en Zwanenbroeder der Ill. L. V. Broederschap van den Bosch, stierf 1565 en werd in de St. Janskapel der voormalige R.K. kerk van Nuland begraven. Hij huwde met 1° Cornelia Oem van Bockhoven, erfdochter van de Nemelaer, gestorven 1543, dochter van Claes en Margriet de Borchgrave; 2°. Maria van den Wijngaerd, dochter van Jan en Elisabeth Heym. Van zijne eerste vrouw had hij deze kinderen 8):
a. Johan van Vladeracken werd, door Prins Willem I aangesteld tot ambtman van Zalt-Bommel, de Bommeler- en de Tielerwaard; hij was heer van Geffen en eigenaar van het huis Nuland na doode zijns vaders, van wien hij ook het Hooghuis van Vladeracken erfde. In 1566 verleende hij voor Schepenen van den Bosch (Reg. n° 214 f. 267) eene grondrente uit dit laatste huis, hetwelk alstoen omschreven werd als: domus, area, vacua hereditas, domus posterior, stabulus et ortus ultra aquam, gewoonlijk genoemd het Hooch huis, staande te den Bosch ad commune forum prope portam captivorum inter domum sen hospitium, dictum den Gulden cop, ex uno et inter here-
| 314 |
ditalem Lamberii van den Hezeacker et plurium aliorum, ex alio, tendentes a communi foro ad communem aquam ibidem et ultra eandem aquam ad hospitium majoris hospitalis in Buscoducis. In 1567 verleende hij wederom een grondrente uit dat huis (Reg. n° 215 f. 139 vso), nu ter voldoening aan de akte van huwelijksvoorwaarden, in 1542 opgemaakt tusschen Johan Monicx als bruidegom ter eenre en Maria van Doerne, dochter van Margaretha van Vladeracken, weduwe van Everard, heer van Deurne, Bakel en Vlierden, ex parte domicellae Mariae, suae filiae maxime natu, tanquam sponsae. In 1575 deed hij het nogmaals (Reg. n° 225 f. 341), als wanneer het Hooghuis gezegd werd te zijn: domus, area, ortus, domus posterior, uterque penuarium domus retro consistens, transities sive viculum, pons, sitae in Buscoducis juxta magnum forum inter hereditatem seu domum columbula insignit.., ex uno et inter domum diversorum, vulgo appellatam den Gulden Cop dicti domicelli Johannis de Vladeracken, ex allo, tendentes a communi foro ad pratum magni hospitalis in Buscoducis.
Hij huwde in 1565 Margarita van Abcoude van Merthen 9), die hem geene kinderen schonk.
b. Margaretha van Vladeracken, die huwde met Henrick van Brederode, 1573 gesneuveld bij het beleg van Haarlem.
c. Nicolaas van Vladeracken, schepen van den Bosch, over wien men zie Van Heurn Historie II p. 122, huwde Barbara van Brecht, dochter van Jan, ridder, heer van Dieghem en Anna Monicx. Hunne kinderen waren Maria, huisvrouw van Henrick Dachverlies en Caerle van Vladeracken, heer van de Nemelaer, over wiens afstammelingen men zie Taxandria III, p. 182.
d. denkelijk ook nog Gerard van Vladeracken, die volgt onder I.
Zijne tweede vrouw schonk hem:
| 315 |
e. Joost van Vladeracken, die in 1582 reeds dood was en huwde 1° Anna Coenen, dochter van Johan, heer van Zegenwerp en schout van Oosterhout en Margaretha van Etten, (die hem schonk: a. Robertina (of Hubertina) van Vladeracken, echtgenoote van Henrick van Bergaigne, hoog- en laagschout der stad en Meijerij van den Bosch en b. Johanna van Vladeracken, de huisvrouw van Adriaan Vereist, schout van Alphen, Bavel en Chaam, die bij haar verwekte een zoon Nicolaas Vereist); 2° Anna of Johanna van Malsen, dochter van Hubert, heer van Well bij Ammerzode en Herberta van Eyck, (die hem schonk een zoon Joost van Vladeracken 10); zij hertrouwde na zijnen dood met Walraaf van Erp, zoon van Walraaf en Johanna van Holtmolen.
I. Gerard van Vladeracken, hiervoren sub d genoemd, zal ook heer van Geffen en eigenaar van het huis Nuland geweest zijn; in elk geval was hij eigenaar van het Hooghuis van Vladeracken; hij huwde 27 September 1592 Ysabeau van Stakenbroek, die hem deze kinderen schonk:
a. Anna van Vladeracken, huwde met Jan de Cock van Opynen, die bij haar eenen zoon Philips de Cock van Opynen verwekte, welke de heerlijkheid Geffen en het huis Nuland van zijnen na te noemen oom Gerard van Vladeracken erfde.
b. Hester van Vladeracken.
c. Gerard van Vladeracken, heer van Geffen en het huis Nuland, werd in 1628 in de heide bij Boxmeer door een soldaat van het garnizoen van Roermond doorschoten en overleed aan de gevolgen daarvan te Boxmeer 29 Maart van dat jaar; hij werd evenals de sub c genoemde Gerard van Vladeracken in de St. Janskapel der kerk te Nuland begraven; zijne vrouw
| 316 |
was Geertriiid van Stakenbroeck Hendrijcksdochter, die hem geene kinderen schonk 11). Zijne moeder Ysabeau van Stakenbroeck had reeds 23 October 1618 ten zijnen behoeve afstand gedaan van den tocht van de huysinge, genoempt het Hooge huys, met sijne kelders, voerwinckels, achterhuysen, plaetse ende hoff over d'watere die Diese, gestaen ende gelegen binnen deser stadt van 's Hertogenbossche aen de Marct tusschen de huysinge genoempt den Cop, tot Geertruyt weduwe Henrick Zierneels toebehoorende, d'een syde ende tusschen den huyse Henrick Janszn van Buegen, genoempt het Duyfken, d'ander syde, streckende van de gemeyn merckt over d'water totten Grooten Gasthuys deser stad, waarna hij het onmiddellijk daarop verkocht aan Boudewijn Peterszoon van der Santvoirt.
Terwijl deze het bezat, is Het Hooghuis van Vladeracken den 10 Mei 1626 op schoon lichte dag, zoo staat geschreven in eene oude Bossche Kronijk, ingevallen, daer Boudewijn van Santvoort inwoonde, daer hy met noch vijftien personen in doot bleeff. Diens kinderen bouwden daarna op de eene helft van het erf van dit huis eene nieuwe wooning, doch lieten de andere helft voorloopig onbebouwd, zooals kan worden opgemaakt uit de navolgende akte, waarbij zij hunne ouderlijke nalatenschappen verdeelden:
Wy Johan Pelgrom ende Davit Swerts de Weerdt, scheepenen der stadt van 's Hertogenbossche, doen kennelijk eenen eygelyken, dat de Rigters derselver stadt enz. ter instantie ende versoeke van Peteren ende Jannen, gebroederen ende Johanna, henne suster, kinderen wylen Boudewyns Peterse van den Santvoirt, van denselven Boudewijns ende wylen Levina, sijn huisvrouwe, dogtere Andries Henrixse, te saemen verweckt; Philipsen Henricxsen van der Last, als wettig man
| 317 |
ende momboir van Heylwigh, syne huysvrou; Gielissen Adriaense van Heese, cleermaeker, man van Geertruyt, syne huysvrouwe; Jacques Lauweren, man van Maria, syne huysvrouwe, alle gesusteren ende dogteren Boudewijns ende Levina voorn. ende alnog van denselven Peeteren, Jannen, Johanne, Philipsen Henricxsen, Gielis Adriaens ende Jacques Lauweren, als cessie ende transport hebbende van Mathijssen, ook soone des voors. Boudewijns ende Levine, geprofessijt in den convente van den Baseldonk deeser stadt, mitsgaders van Arnden Henrix de Rooy, naergelaeten weduwer van wylen Catarina, syne huysvrouwe, ook dogtere Boudewijns ende Levine voors., Jannen Henrixsen de Rooy ende Andries Gerartse van Oudenhove als momboiren enz. over Livina, onbejaerde dogtere Arnts Henrix ende wylen Catarina voors., enz., hebben gedeylt de naebeschrevene goederen enz., den voors. condividenten enz, by doot ende afflyvigheyt van henne voors. ouders aengecoomen ende gedevolveert enz. Mits welker voors. erffscheydinge ende deylinge d'eene helfte van de nieuwe huysinge, genoemt 't Hoochhuys, met syne kelders, gerechtigheden ende toebehoort, gestaen ende geleegen binnen deser stadt 's Hertogenbossche aen de gemeyne merkt op den grond, daer te staen placht d' oude hooge huysinge, die juffrouwe Isabeau van Staekenhroeck, naergelaetene weduwe wylen Joncker Gerards van Vladeracken, heere tot Geffen ende Joncker van Vladeracken, haeren sone, aan den voors. Boudewyn Peterssen hebben getransporteert opten 23 October anno 1618, te weten d'erfenisse van den ouden voorgevel totten ouden aftergevel toe inclusive eensamentlick mette huysinge of voorder tijmmeragien over den gank aldaer getimmert, met alle de oude muuren ende andere materiale opt selve erff alsnog teegenwoordig staende ende leggende met ook de helfte van de oude balken ende ander houtwerk aldaer in de oude muure geleegen, mette geregtigheyt van mede te mogen gebruyken den voors. doorganck ende ook de afterste ledige plaetse after den voors. agtergevel totten waeter aldaer
| 318 |
geleegen, van daer door ende over te gaen, passeeren ende repasseerende ende andersints gebruyken sonder nogtans eenigsints die te mogen belemmeren noch het gebruik van dyen aen de andere meede proprietarissen eenichsins te mogen infructueus maeken nog beletten; sal ook den eygenaer deser huysinge mogen maken eenen uytganck uyt synen kelder off plaetse totte voirs. ledige plaetse, gelijk hy oock in den voorscreven doorganck, neffens de voors. nyeuwe huysinge geleegen, sal vermogen eenige doorraemen te setten om daerdoor synen uytoff inganck door den voors. ganck te gebruycken tsy ter mercktwaert off waterwaerts, soo hun dat gelieven sal enz, sijn mits deesen te deel ende te loote gevallen den voors. Gielissen Adriaens van Heese, man ende momboir der voirs. Geertruyt syne huysvrouwe, dogtere des voors. Boudewijns van der Santvoirt ende Levina Andriessen. Mits welke voors. erffscheydinge ende erffdeylinge d'andere helft van de voirs. nyeuwe huysinge, genoempt 't Hoochhuys, met ook d'andere helfte der voors. afterhuysinge met alle de geregtigheden ende toebehoorten totte selve nyeuwe huysinge ende agterhuyse besproken, die alhier worden gehouden voor gerepeteert, enz., sijn mits deesen te deel en te loote gevallen de voorn. Peeteren, soone Boudewijns Peetersse van der Santvoirt ende Levina meermaels genoempt.
Mits welker voors. erffdeylinge ende erffscheydinge d'eene helffte van de oude hoffstad der needergestorte Hooge huysinge, alnoch onbetimmert wesende, gelegen neffens de voors. nyeuwe huysinge, mede opte voors. oude hoffstadt gestelt ter eenre ende neffens erve van den erffgenaemen wylen Jans Henricx Chierneels ter andere zyde, streckende voor van de gemeyne merckt of voorsten gevel totten achtersten gevel der voors. oude huysinge met allen de voirdere oude muuren op deese voors. onbetimmerde hoffstadt staende, mitsgaders ook d'een helft van houtwerck aldaer, in de voirs. oude mueren gelegen, tsamenlijk met allen de steenen tegenwoirdich in den kelder van voors. onbetimmerde erffenisse neffens de voors.
| 319 |
nyeuwe huysinge liggende, sonder de blaauwe steene trappen aldaer geleegen, sonder oock den calck in den voors. kelder liggende, dewelcke met oock d'affgebrookene steenen tegenwoirdich boven den voors. kelder der voirs. onbetimmerde erffenisse liggende, sullen sijn ende blyven tot dienste der voirs. nyeuwe huysinge, behoudelijk dat men die al ende geheelijk sal hebben te ruymen binnen agt daeghen nae datum deses of dat andersints 't geene alsdan noch ongeruympt sall bevonden worden, sal blyven aan de onbetymerde erffenisse. Item d'eerste agterhuysinge achter de voors. Hooge huysinge geleegen tussen den achtersten gevel der voors. oude huysinge ter eenre ende achterhuysinge in de derde ende vierde portien begreepen ter andere zyde, streckende van de agterste plaetse der voors. oude huysinge tot erffenisse der voors. erffgenamen Jans Chierneels enz. onder die laste van enz. eenen chijns van tien gulden jaerlijx ten lyve van Aalken, dogteren des voirs. Boudewijns van der Santvoirt, geprofessijt in den convente van Coudewater tot Roosmalen enz., sijn mits desen te deel ende te loote gevallen der voors. momboire tot behoeff van Livijntken, onmondige dogtere Aarts Henrixsen de Rooy, verwekt by sa. Catarina syne huysvrouwe, dogtere des voirs. Boudewijns van der Santvoirt ende Levine bovengenoemd.
Ende mits welker voors. erffdeylinge ende scheydinge d'erffenisse, genoempt den hoff van de oude Hooge huysinge, mette timmeragie daerop staende, geleegen binnen deeze stadt achter de plaats der voors. hooge huyzinge over den waeter aldaer vlietende, tussen d'erffenisse van den Grooten Gasthuyse binnen deese stadt ter eenre ende d'erffenisse van de erffgenamen Jans Chierneels ende mr. Victors van Wamel, apothecar, ter andere zyde, streckende voor van den gemeynen stroom tot de huysinge off brouwerye des voors. Grooten Gasthuys en den gemeenen stroom, oock aldaer vlietende, eensamentlijck mette brugghe, naest de plaetse van de voors. huysinge geleegen, mette gerechticheyd van over de voors. plaetse ende
| 320 |
voorts door den voors. ganck, onder de voorgemelde nyeuwe huysinge gelegen, ter mercktwart uyt te mogen gaan, passeeren ende repasseren te voet off te peerde, beesten te leyden ende andersints totten uytganck ende inganck nae gelegentheyd van dyen te gebruycken, enz. sijn mits deesen te deel ende te loote gevallen den voors. Philips Henricxsen van der Last, man van voors. Heylken 12) syne huysvrouwe, ook dogtere enz. Gegeven den lesten dag der maendt Maey int jaar ons heere 1630. De opgebouwde helft, waarvan in voorschreven akte de rede is, was het huis, dat thans eenen gothieken gevel heeft en onmiddellijk grenst aan het huis het Wit Duifje; het heette aanvankelijk de Hooge Huysinge, als het ware als eene herinnering aan het huis, op welks puinhoop het gebouwd werd; later kreeg het den naam van de Vijzel en thans is het genummerd 39 en 41.
De helft van het Hooghuys van Vladeracken, die blijkens meergezegde akte op den laatsten Mei 1630 nog een bouwval was, is kort na het verlijden van die akte verkocht geworden, blijkbaar aan den kramer Arnout Donckers Anthoniszoon, daar deze reeds in eene notarieele akte van 6 Juni 1631 als eigenaar van die helft optrad; er stond toen daar al een woonhuis op, zoodat niet ongewettigd is het vermoeden, dat genoemde Donckers dit bouwde; het kreeg den naam van de Vijf ringen, zooals het ook thans nog wordt geheeten.
Met den bouw der beide hierover bedoelde woningen in de plaats van het Hooghuys van Vladeracken was de geschiedenis daarvan eigenlijk afgeloopen. Volledigheidshalve zij nog vermeld, dat het huis de Vijzel, hetwelk aanvankelijk ook de Hooge huysinge genaamd werd, den 4 Juni 1630 door Peter, zoon van Boudewijn van der Santvoirt, werd verkocht aan Gertruyt zijne zuster, de echtgenoote van Gielis Adriaanszn van Hese, die daarvan de wederhelft reeds bezat
| 321 |
(Reg. n° 366 f. 254) en dat den 30 December 1633 genoemde Gertruyt, zich nu noemende dochtere wylen Boudewijns Peeterszn van der Santvoirt ende wittige naergelaten weduwe Gielis Adriaenszn van Hese, aan Sr. Johan van den Gevel, coopman binnen deser stadt, dat huis weder verkocht (Reg. n° 372 f. 301 vso): het werd toen omschreven als volgt: eene schoone nieuwe steenen huysinge, erve, overwulffde kelder van vooren tot achter de voors. huysinge liggende, met eene nieuwe achterhuysinge dair achter aen staende, oock met eenen overwulffden kelder, met eene nieuwe pompe opte plaets tussen de voorhuysinge ende achterhuysinge liggende, met eenen kelder onder de straet met een secreet daerinne, tsamen oock met de gerechticheyt van te mogen gebruyken 't secreet achter opt water staende, met den putsteyger ende uutganck neffens deselve huysinge gelegen ende enz, gestaen ende gelegen binnen deser stadt 's Hertogenbossche aen de gemeyn groote merckt, genoempt gemeynlijck de Hooge huysinge, tussen huys ende erve Arnts, sone Anthonis Donckers, ex uno (n.l. het huis genaamd de Vijf ringen) ende tussen huys ende erve Henricx Jansszn van Buegen, cremere, den voorn. ganck tuseen beyde liggende, ex alio, streckende voor van de gemeyn merckt achterwairts tot eene gemeyne plaetsse, daertoe de voors. huysinge oock mede gerecht is, in sulcker vuegen, grootten ende manieren deselve huysinge met hairen rechten ende toebehoorten voorn. aldaer gestaen ende gelegen is, welcke voors. huysinge ende erffenisse den voors. Gielis Adriaens voor d'een helft van wegen sijnder voirs. huysvrouwe onder andere inne seeckere erffscheydinge ende deylinge, tusschen sijnder huysvrouwen broeders ende susters aengegaen ende gemaeckt, te deel ende te loote gevallen is geweest, gelijck inne scepenen deylbrieven der stadt van 's Hertogenbossche, dairop gemaeckt, breeder staet begrepen, wesende van der dato den lesten maij anno 1630, ende d'ander helft tegens Peeteren, sone des voirs. Boudewijns van der Santvoirt, by chijnsuutgevinge vercregen hadde, gelijck inne schepenbrieven der stadt van | 322 |
's Hertogenbosssche, daerop gemaeckt, volcomelycker staat begrepen van der dato den 4 Junii anno voors.
Nicolaes, soone Hendrix van de Gevel, by denselven Henricken ende juffr. Lucretia van Ophoven te samen verweckt, verkocht den 14 September 1668 (Reg. n° 468 f. 440 vso) de Hooge huysinge - die nu reeds genaamd was de Vysel en gezegd werd te staan tusschen het huis van Arent, soone Anthonis Donckers, aan de eene zijde en dat van de kinderen van Thomas Janszn van Beugen, een gang tusschen beiden liggende, aan de andere zijde, hebbende hij deze huizing van zijnen vader verkregen bij schepenbrieven van 8 Juni 1668, - aan Monsieur Samuel Coenradus; deeze heette ook wel Samuel Conradi en oefende toen al het beroep van apotheker in de Hooge huysinge uit, zoodat zij naar dat ambacht den naam van de Vijsel zal hebben bekomen.
Sr. Georgius Justus Muller als man van Juffr. Cornelia Coenradi; Sr. Henricus Coenradi, (die toen waarschijnlijk te Maastricht woonde) en Sara Conradi weduwe van Martin Fabre, allen als kinderen en erfgenamen van genoemden Samuel Coenradus, verkochten de Hooge huysinge of de Vijsel, die toen gezegd werd te staan tusschen het huis van Johanna Donckers weduwe van Johan Gijsselen 13) aan de eene zijde en dat van Maria van Beugen weduwe van Adriaen de Ruyt, een gang tusschen beide liggende, aan de andere zijde, den 1 Mei 1686 (Reg. n° 503 f. 272) aan Gijsbert van Driel. Nadat diens weduwe Johanna van de Laer was komen te overlijden en hare erfgenamen hare nalatenschap hadden geabandonneerd, werd Franchois van Blotenburch, procureur te den Bosch, tot curator over die onbeheerde nalatenschap aangesteld; hij verkocht daarop de Vijsel, die nu genaamd werd in de stapel catoenen, den 9 September 1689 voor de som van fl 4640 (Reg. n° 505
| 323 |
f. 283), aan Sr. Thomas Hubert, inwonende borger ende coopman van laekenen te den Bosch. Uit de geringe opbrengst van dit groot en op den besten stand van 's Hertogenbosch staand huis kan men opmaken in welken slechten finantieelen toestand de inwoners van die stad verkeerden, sedert dat zij Generaliteitsland geworden was.
Later behoorde de Vijsel of Stapel Katoenen aan de ouders van Eva Sophia Fetmenger, die geweest zullen zijn Abraham Fetmenger, onder-majoor van den Bosch en Maria Anna Hubert, dochter van Thomas voornoemd; zij had hel van hen en hare zusters geërfd; haar man was Lacleane Macleayn, luitenant-kolonel van een regiment Schotten ten dienste van de Republiek der Vereenigde Nederlanden; deze verkocht dat huis den 4 Februari 1751, als wanneer het gezegd werd eertijds genaamd te zijn geweest de Hooge huyzing, nu de Vijsel, en te staan tusschen het huis van Wernard van Beugen ex uno en dat van Arnoldus Strickeling ex alio (Reg. n° 570 f. 168), aan Galenus Hopman, apotheker te den Bosch. Johanna Maria Hopman, echtgenoote van Johan Engelbert Frantsen, gepensiorineerd majoor te den Haag, verkocht het op hare beurt den 2 December 1818 aan Jacobus Josephus Arkesteijn, boekhandelaar te den Bosch.
Achter het Hooghuis van Vladeracken, ter plaatse, waar thans de tuin is van het huis de Vijf Ringen, hebben na 1630 een tijdlang gestaan eenige huisjes, die zeker allergebrekkigste woningen zijn geweest, daar zij den naam hadden van het Muizenhol; dergelijke slechte woningen vindt men in den Bosch nog op verschillende erven, die vroeger blijkbaar tuinen waren; zij zullen daarop gebouwd zijn, naargelang de bevolking van den Bosch zich uitbreidde, omdat wegens de vestingwerken, waarin die stad toen bekneld zat, aldaar geen geschikt bouwterrein voor arbeiderswoningen was te vinden.
De onderscheidene eigenaars van het huis de Vijf ringen zijn bij de beschrijving van de Vijsel grootendeels reeds vermeld.
| 324 |
Noten | |
1. | Gramaye Taxandria p. 3, kol. 2. |
2. | In 1444 was Peter van Best Godertszoon gehuwd met Margriet van Nuwelant, vrouwe tot Geffen. Dr. C.R. Hermans Bijdragen II, p. 539. |
3. | Maandblad Nederl. Leeuw 1908, p. 160. |
4. | Reg. n° 132, f 57. |
5. | Reg. n° 141, f. 44 vso. |
6. | Wellicht was zijne tweede vrouw domicella Mechteld van Nuland weduwe de Borchgrave en dan had hij ook nog een zoon Jacob van Vladeracken. |
7. | Taxandria XIX, p. 275, en Deel II p. 412. |
8. | Zooals wij in Deel II p. 241 reeds zagen, had hij ook nog eenen bastaardzoon mr. Christoffel van Vladeracken. |
9. | Algem. Nederl. Familieblad VlII p. 213. |
10. | In 1604 deed voor Schepenen van den Bosch Maria Spierinck van Well weduwe van Robbrecht van Malsen een transport zoo ten behoeve van Johanna van Malsen, eerst weduwe van Joost van Vladeracken en vrouwe van Erp en Vechel als van dezer zoon Jor Joost van Vladeracken. |
11. | Van hem werd door Arnoult van Stakenbroeck, echtgenoot van Maria Bruynincx, eene grondrente geërfd, die deze in 1632 voor Schepenen van den Bosch verkocht aan Rudolph van Stakenbroeck, heer van Geffen. Over de familie van Stakenbroeck zie men het Tijdschrift van Sassen voor N.-Brab. Gesch., Taal en Letterkunde II p. 11 en vlgd. |
12. | Den 15 Febr. 1635 verkocht zij dezen tuin aan haren broeder Peter Boudewijnszn van der Santvoirt. |
13. | Hare zonen Adriaan en Johannes Gysselen verkochten het huis de Vijf ringen, waarin dezen 12 Maart 1682 van mr. Guilliam Gysselen e a. eenige parten hadden gekocht, terwijl zij het overige part daarvan had geërfd van hare ouders Arnout Donckers en Hillegonda Herincx, aan Matheus van Kaathoven. |
1910 | F.C. Ganzert (distillateur) |
1928 | P.J. Reijner |
1943 | H. van Rooij (dames-kapsalon) |
1865 | P.J. van Meerwijk (wijnhandelaar) - W.H. Siepkens (arrondissements-ijker) |
1875 | wed. van Meerwijk (partikuliere) - W.H. Siepkens (gepens. arrondissements-ijker) |
1881 | G.A.H. Deckers (heel- en verloskundige) - mej. L.A.H. Deckers (partikuliere) - mej. M.L.H. Deckers (partikuliere) - V.L.H. Deckers (partikulier) |
1908 | J. Boelaars (schrijver prov. grifie) - filiaal Mij. J.G. Cooijmans & Zn. (distill.)(v. Mackelenbergh) - A. Lewin (fabrikante) - F.P. van Mackelenbergh (schatter bank van leening) |
1910 | Filiaal M.J.G. Cooijmans & Zn. (distill.) - A. Lewin (fabrikante) |
1928 | mej. A. Lewin |
19?? | McDonald's |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 61-62
R.J.P.M. (René) Vroomen Wapens in 's-Hertogenbosch, Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch (2021) 26-27